Lagonda M45R 1935 Le Mans Winner
De Britse auto-industrie heeft een rijke maar ook tumultueuze geschiedenis. Over de jaren heeft men een grote variëteit aan merken gekend, die overigens kwamen en gingen alsof het de normaalste zaak van de wereld was.
Een van deze vele merken was Lagonda, in 1906 in Engeland opgericht door een Amerikaan, Wilbur Gunn. Het ontstaan van de naam Lagonda is apart. Oprichter Gunn was op het idee is gekomen zijn automerk te vernoemen naar Lagonda Creek, een riviertje nabij zijn geboortestad Springfield in de staat Ohio.
Lagonda produceerde in zijn beginperiode behoorlijk verkopende auto’s, die ook aan wedstrijden deelnamen. Zo deed men in 1910 mee aan de rit van Moskou naar St. Petersburg, welke gewonnen werd met een voor die tijd vrij geavanceerde auto met een zescilinder motor. Het gevolg hiervan was dat de “fine fleur” van Rusland zich gaarne in het merk Lagonda verplaatste.
Na de Eerste Wereldoorlog moest het roer om. De belangrijke Russische markt was, als gevolg van de revolutie, opgedroogd en in Engeland herstelde de markt zich langzaam na de oorlogsinspanning. Men maakte vaak kleinere auto’s, die ook in competitieverband van zich lieten spreken. In het begin van de jaren dertig werden twee nieuwe modellen geïntroduceerd. Het met een 1100 cc uitgeruste model Rapier en de door een 4,5 liter zescilinder motor aangedreven model M45.
Waar het deelname aan wedstrijden betrof, was het niet de fabriek zelf maar één van de meer prominente dealers van het merk die ‘de kar trok’. Dit waren Fox & Nicholl, gevestigd in Tolworth, Surrey. Zij zorgden er in de jaren twintig voor dat de auto’s competitief werden. Echter, Fox & Nicholl wilden winnen en het bleek lastig de Lagonda’s door te ontwikkelen zonder steun van de fabriek. Men stapte over op Alfa Romeo, die op dat moment het model 8C 2300 maakte, een ideale auto voor lange afstand races in plaats van de Lagonda.
Een van de meest prestigieuze races op de Engelse kalender, de TT op het circuit van Ards in Noord Ierland, verbood in augustus 1934 de deelname van auto’s voorzien van een compressor voor de race. Geen Alfa’s aan de start dus. Fox & Nicholl wilden echter wel aan deze race deelnemen en grepen terug op hun oude liefde, de Lagonda, en meer specifiek het op dat moment nieuwe model, de M45. Hiervan werd een drietal besteld, voorzien van speciale gespecificeerde onderdelen, welke door de fabriek gemonteerd werden. Nadat de auto’s waren afgeleverd werd bovendien de zescilinder 4,5 liter Meadows motor (zonder compressor!) eveneens onder handen genomen. Een speciale krukas en dito motorblok moesten de auto tot aansprekende prestaties brengen. Als pikant detail werd op de staart een aerodynamische vin gemonteerd. Dit had men bij Fox & Nicholl afgekeken van de Alfa’s waar men toen bij voorkeur mee reed. Met de in Engeland bekende rijders als Lewis, Hindmarsh en Cobb (later bekend als houder van het wereldsnelheidsrecord te land) eindigden alle drie de Lagonda’s hoog in het klassement van de TT.
Met Lagonda zelf ging het in de periode zakelijk niet al te best. Het kleine model, de Rapier, verkocht slecht en onverkochte auto‘s vulden de fabriekshallen van Lagonda. De financiën van de onderneming waren precair. Lagonda stond aan de rand van de afgrond. Surseance van betaling werd dan ook aangevraagd. Te midden van al deze commotie maakte Fox & Nicholl bekend een auto in te zullen schrijven voor de 24 uur van Le Mans van 1935. Het 13,5 kilometer lange circuit de la Sarthe, waar de 24-uurs race werd gereden, zag er in die tijd als volgt uit
Het was één van de drie auto’s die hadden meegedaan aan de TT (Tourist Trophy). Als rijders werden aangewezen Hindmarsh en de nieuweling Fontes. Eerstgenoemde stond bekend als een solide en betrouwbare rijder. Zijn ‘normale’ werk was testpiloot bij de Hawker vliegtuigfabrieken, alwaar hij veel testvluchten uitvoerde met de later fameuze Hurricane. Fontes was echter een nieuweling. Hij was de zoon van een Braziliaanse diplomaat die in Londen geplaatst was. Zijn rijstijl werd in die tijd als “wild maar heel snel” omschreven. Hij had in het jaar daarvoor een aantal aansprekende resultaten behaald, waardoor hij in beeld kwam bij Lagonda. Later werd nog een tweede Lagonda ingeschreven als reserve. Deze zou, bij deelname onder meer bestuurd worden door Dr. J. Benjafield, fameus geworden als een van de `Bentley Boys`. Hij had de auto, wederom één van het drietal uit de TT, gekocht bij Fox & Nichioll. Deze auto zou uiteindelijk starten maar in de achterhoede eindigen.
In juni 1935 zou de “24 Uur” van start gaan onder moeizame weersomstandigheden.
Op voorhand waren de Alfa’s huizenhoog favoriet. Zij hadden de voorgaande vier jaren de race gewonnen en de ingeschreven auto’s van het type 8C 2300 waren zeer snel en ogenschijnlijk zeer betrouwbaar. Bij de training waren zij ook de snelste, met de Lagonda op een zevende plaats. Kort na de start begon het te regenen en het overwegend natte weer zou zijn stempel op de wedstrijd drukken. De twee snelste Alfa’s kregen al snel ontstekingsproblemen, wat tot opgave leidde. BPK 202 (de auto van Hindmarsh en Fontes) rukte op naar de tweede plaats.
Tegen het vallen van de avond kwam men echter in botsing met een Aston Martin, die vlak voor hen gespind was. Er was schade aan de voorwielophanging welke min of meer provisorisch in de pits gerepareerd werd. Frederick Gordon Crosby vereeuwigde deze aanrijding in onderstaande houtskooltekening.
De leidende Alfa, bereden door de Fransman Raymond Sommer lag inmiddels twee ronden voor. Sommer moest alleen rijden omdat zijn bijrijder ziek was geworden en er niet in een vervanger voorzien kon worden. Een situatie die tegenwoordig ondenkbaar zou zijn. Midden in de nacht viel de Alfa van Sommer stil, maar hij kon de auto met veel moeite naar de pits terugbrengen. De daaropvolgende reparatie duurde zo lang dat de auto in feite voor de eindzege was uitgeschakeld.
De schade aan BPK 202, opgelopen tijdens de eerdere botsing hinderde de rijders ernstig, maar desondanks lag de auto goed in de race. De overgebleven Alfa’s van Stoffel/Heldé en Lewis/Howe lagen op de eerste twee plaatsen. Laatstgenoemde viel uit met zuigerproblemen, terwijl de andere te maken kreeg met een waterlek.
De auto van Hindmarsh en Fontes kreeg nog meer problemen. Tegen het eind van de race werd de oliedruk erg laag, waardoor een bezoek aan de pits gemaakt werd om dit te melden. Fontes, die het laatste stuk mocht rijden kreeg het advies het “rustig” aan te doen. Hij deed dat ook maar dat had tot gevolg dat de Alfa Romeo van Stoffel gedurende het laatste uur in dezelfde ronde als de Lagonda kwam. Dit werd abusievelijk door de chauvinistische Franse wedstrijdleiding uitgelegd als dat Stoffel en Heldé (beide Fransen!) de leiding hadden overgenomen! Na veel over en weer gepraat werd men ervan er toch overtuigd dat dit niet het geval was!
Bij het vallen van de finishvlag was de Lagonda nipt voor de Alfa van Stoffel, beide auto’s aan het eind van hun Latijn. Zo bleek het carter van de winnende Lagonda nog maar een halve liter olie te bevatten!
Deze overwinning was voor Lagonda, gelet op de vele problemen, heel belangrijk. Mede als gevolg van deze zege werd een geldschieter gevonden en kon Lagonda blijven bestaan.
De beide rijders hebben slechts in beperkte mate van hun succes kunnen genieten. Hindmarsh kwam in 1938, dus nog voor het begin van de Tweede Wereldoorlog, om tijdens een van zijn vele testvluchten met de Hawker Hurricane. Het lot van Fontes was bizar. Als een komeet was hij omhoog geschoten in het vrij kleine Engelse racewereldje en met dezelfde snelheid verdween hij weer. Fontes raakte betrokken bij een auto-ongeluk waarbij hem als gevolg van “roekeloos rijgedrag” dood door schuld ten laste werd gelegd. Na een twijfelachtige veroordeling verbleef hij enige tijd in de gevangenis waardoor zijn racecarrière voorbij was. Na zijn rehabilitatie en daaropvolgende vrijlating ging hij naar de RAF waar hij piloot werd. Tijdens de oorlog kwam hij om bij een vliegtuigongeluk.
Voor de oplettende bezoeker aan het Louwman Museum nog het volgende. Deze auto staat niet alleen in het Museum maar is tevens afgebeeld (met de beide rijders) op een karikatuur gemaakt door Frederic Gordon Crosby. Deze bevindt zich te midden van een aantal andere prenten aan de rechterzijde bij het binnenkomen van de kunstzaal.
Peter Helbach