Vrouw zoekt klassieker van haar dromen
Hoe krijgt een jonge (vrouwelijke) autogek het voor elkaar dat ze de “klassieker” van haar dromen binnen haalt? Ik neem je mee in mijn zoektocht en het vervolg ervan.
Aangenaam, ik ben Rose Atalante Veenenbos van CRANKHANDLEBLOG, de schrijfster van dit artikel. De redactie van de Louwman Museum nieuwsbrief heeft gevraagd of ik de gebeurtenissen tijdens mijn zoektocht op papier wilde zetten. Wat ongebruikelijk misschien als jonge vrouw, maar dat maakt mijn verhaal juist wel leuk.
Als je in het bezit van een klassieke auto wil komen, is er, meer nog dan bij een moderne auto, een plan nodig waar goed over is nagedacht. Onderdelen van zo’n plan zijn de volgende elementen:
• Vind bij jezelf uit waar je echt naar op zoek bent: voor- of na-oorlogs, welk merk en/of type(s), soort carrosserie (meestal open), conditie, etc. en vooral… wat is je budget (een restauratieobject is vaak alleen voor uitpuilende geldbuidels)
• Wat is je doel om met je aanwinst te gaan doen. Bestaat er een leuke merkenclub die ritten en evenementen organiseren, etc.?
• Neem vooral voldoende tijd om je goed te oriënteren!
• De zoektocht zelf: kijk op het internet op sites als PreWarCar of PostWarClassic, maar vergeet ook vooral niet om bij de inmiddels gevonden merkenclubs te vragen wat leden te koop aanbieden en voorkom daarmee dat je droomauto voor je neus wordt weggekaapt of een kat in de zak koopt.
• De aankoop – meestal een delicaat proces van loven en bieden is een slepend en soms ook slopend proces. Ga altijd eerst kijken, liefst in het bijzijn van een kenner, en probeer te voorkomen dat te merken is dat je de auto graag wilt hebben. Op een veiling kopen is een ander verhaal; er is altijd een risico en je betaalt een hoge premie (varieert sterk van 10 tot 20 procent van de hamerprijs). Laat alles goed schriftelijk vastleggen.
• Eenmaal met de auto thuis doet zich de vraag voor of er aan gewerkt moet worden? – meestal is het antwoord ja, want de nieuwe eigenaar wil altijd wel een aantal zaken anders. EN doe je dat dan zelf of moet je dat laten doen?
• Hoe dan ook, er zal onderhoud aan de nieuwe aanwinst zijn, meestal meer dan je had voorzien, dus een goed bedrijf in de buurt is geen overdreven luxe, alleen al om een oogje in het zeil te houden.
Ik hoop met mijn verhaal vooral jonge ‘petrolheads’ te kunnen inspireren en te enthousiasmeren om dit avontuur aan te gaan, want het is werkelijk fabelachtig!
Binnen mijn familie bezit men mooie Franse automobielen van merken die niet op elke hoek van de straat te vinden zijn, zoals Hispano-Suiza. Ik wilde er ook bij horen! Dus ik besloot mijn droom na te jagen en een automobiel te vinden die veel te hoog gegrepen zou zijn voor een beginneling… mijn manier van aanpak. Zoals u eerder heeft kunnen lezen niet de goede aanpak….Zo begon mijn avontuur dus wel met oriënteren.
Al snel vormde ik me een beeld van wat ik wilde. Totdat een kennis, een Bugattist (liefhebber van Bugatti’s) me op een idee bracht. Al snel bleek dat een echte Bugatti, mijn ultieme droom, of een Hispano-Suiza toch “iets” te hoog gegrepen bleek te zijn. Hij vertelde me over het bestaan van de ‘poor man’s Bugatti’. Daarbij kwam nog ik door anderen bij herhaling gewezen werd op het bestaan van de ‘cyclecars’ welke niet alleen zeer leuk schenen te zijn om in te rijden maar ook nog redelijk betaalbaar. Bovendien reden ook veel jongere liefhebbers in dit soort auto’s. Mijn eigen ideaal was een Frans merk dat niet erg bekend is en niet op elke hoek van de straat te vinden is.
Amilcar CCGS (1926)
Ik vergeet bijna uit te leggen wat een ‘poor man’s Bugatti’ eigenlijk is. Het is een sportief ogend autootje dat gelijkenis vertoont met de Bugatti Brescia of de T37, auto’s waarmee je in ieder geval plezier kunt beleven. Nu kan dat nog steeds en dat is natuurlijk ideaal voor de jongere generatie, de starters, die vaak (nog) niet het budget heeft voor een echte Bugatti.
Het ‘poor man’s Bugatti’ principe bracht me vrij snel bij de periode van voor de Tweede Wereldoorlog. Ik heb nog wel aan de periode daarna gedacht, aangezien deze auto’s wat flexibeler zijn qua mobiliteit, d.w.z. je kunt er in het moderne verkeer meestal goed in meekomen. Zo’ n vooroorlogs “racertje” moet je toch eerder op een trailer meenemen, maar op die manier kan je ook grotere afstanden afleggen op weg naar rallies. Na het nodige wikken en wegen en veel rondvragen (maak gebruik van je netwerk) sprak me een klein pre-war racertje dus het meeste aan. Kunt gemakkelijk met het soort wagen aan veel leuke evenementen deelnemen.
De volgende stap was kijken naar de markt, welk aanbod is er met welke merken en een pittig en niet te ingewikkeld motortje (ik ben nog lerende om zelf te sleutelen, dus geen technische hoogstandjes om mee te beginnen) en binnen mijn budget. Over het laatste, dat is iets waar je soms in eerste instantie je niet helemaal door moet laten leiden als je ‘de droomwagen’ ziet staan.
Het soort oldtimer dat ik dus zocht, een cyclecar of voiturette in vaktermen, leverde een aantal hele leuke kandidaat-merken uit Frankrijk op, in totaal vier. BNC en Rally bleken wat lastig te vinden (om over reserveonderdelen maar te zwijgen) en zo bleven er twee merken over: Amilcar en Salmson, waarbij Salmson al een wat grotere uitdaging was.
Ik heb een oproep geplaatst bij de Nederlandse Amilcar-Cyclecar club, en mijn plan met ettelijke geestverwanten gedeeld. Het bleef nu echter nog wel de vraag of ik op zoek was naar een ‘direct’ berijdbare ‘Poor man’s Bugatti’ of een project? Dat laatste sprak me namelijk toch ook wel erg aan, is het alleen al om de uitdaging. Na bezoekjes aan een aantal cyclecar eigenaren en veel correspondentie kwam ik erachter dat een project erg charmant lijkt, maar voor mij nu iets te hoog gegrepen was. Qua budget kon ik het ook niet doen, want een project valt in de meeste gevallen duurder uit dan een ‘kant en klaar scheurijzer’, tenzij je een zeer doorgewinterde amateur sleutelaar bent. En vergeet niet de tijd die er voorbij gaat voordat je kunt rijden. Leuk voor later misschien?
Onderweg tijdens mijn zoektocht kreeg ik wel steeds minder geduld om iets aan de haak te slaan, zeker nadat ik op het circuit van Zandvoort heb kunnen ervaren wat een bijzondere ervaring dit soort wagens kunnen geven. Het was meteen een goede gelegenheid om eens verschillende merken en pre-war racers naast elkaar te zien.
Na een tijdje kwam ik iets te weten, dat uiteindelijk toe leidde dat ik nu mijn eigen ‘Poor man’s Bugatti’ heb, en niet zomaar een exemplaar…
Meer over mijn avontuur in de volgende editie van deze nieuwsbrief!
Geschreven door Rosemarijn Atalante Veenenbos